Foto van het bestuur van de gemeente Rotterdam en van de bestuurders van deelgemeente Noord die tot uitdrukking brengen dat zij achter de professionals staan die al werkende weg oplossingen vinden. De professionals uit verschillende organisaties werken als een team samen om complexe problemen met jeugd in de wijk aan te pakken. Trees Lamers heeft als kwartiermaker de vernieuwde werkwijze ingevoerd. Tijmen Smit en Ilze Smit dragen zorg voor inbedding, ondersteuning en kwaliteit.
Kabul – Afghanistan
Njord Pattiasina werkt tijdelijk in Afghanistan voor het lokale ministerie voor wederopbouw. Tijdens deze periode belicht hij het wederopbouw proces vanuit een internationaal getint ‘Lamers Grotestedenbeleid perspectief’. Dit is een verhaal 25 maart 2008.
Kabul is een droge en stoffige stad, omringd door hoge bergen met op sommige toppen wat sneeuw. Het is erg druk, mensen en verkeer overal en een infrastructuur die uit zijn voegen barst. Elk open stuk is veroverd door vierkante huisjes, zelfs op berghellingen wordt gebouwd zodat de huizen als het ware de treden van een immense trap omhoog vormen. Straten zitten vol gaten en electriciteitsdraden hangen gevaarlijk laag over de wegen.
Mijn eerste kennismaking met de drukte van het grote park om de hoek, raakt mij op positieve wijze. Een park in Afghanistan is zo anders dan wij gewend zijn in Nederland. Hier geen gras, geen vijvers, geen prullenbakken. Een park is nauwelijks natuur, terwijl je in Nederland juist ‘even uit gaat’. In Afghanistan is het een plek waar families samenkomen, waar mensen elkaar ontmoeten, met overal bankjes, overal kleine paadjes waar mensen keuvelend overheen schuiven, ook flink wat kleine open stukken waar mensen een balletje trappen of rustig op de grond zitten. De mensen ontspannen zich. Ouderen ontmoeten elkaar, vaders en moeders begeleiden hun kroost naar een vrij plekje, kinderen rennen vrolijk rond. Sommigen eten kebab verkrijgbaar bij zo’n heerlijk ruikend tentje. Op een gegeven moment zit ik op een bankje naast een geïmproviseerd veldje waar kinderen voetballen. Tussen twee bomen een doel en aan de andere kant een boom en een jas. Zes tegen zes, als ik goed heb geteld. De score weet ik niet maar het is een spannende wedstrijd! Het plezier druipt dan ook van de gezichten van de jongetjes af.
Terug in mijn hotel zit ik even in de tuin. Het is warm. Achter de muur gaat een gele vlieger de lucht in. Ik kan de eigenaars niet zien maar hoor het vreugdegejoel van een groepje kinderen weerkaatsen tussen de muren en gebouwen. Knap, denk ik, die vlieger tussen al dat prikkeldraad dat hier om elk huis gespannen is. Ze ontwijken ook nog wat elektriciteitskabels, dus het is niet de eerste keer dat zij het doen. Dan wordt het gejoel overstemd door het geklapper en gerommel van twee gevechtshelikopters. Ze komen laag over de stad aanvliegen, minderen vaart en cirkelen boven de markt even verderop, klaar om te vuren, denk ik. Dreigend blijven ze hangen totdat nog een helikopter verschijnt, nu een grotere met twee sets wieken, een transport exemplaar. De eerste twee voegen zich bij de grote en langzaam vliegen ze weg.
De vlieger is nog steeds in de lucht en ik hoor het gejoel van de kinderen weer. Het intermezzo gold blijkbaar niet voor hen. Ik beeld me in dat het park ook nog steeds vol is met mensen, dat de jongetjes daar nog steeds aan het voetballen zijn en zie de lachende gezichten weer voor me. Ze zijn hier blijkbaar gewend aan tekenen van oorlog? Het leven in Kabul gaat ogenschijnlijk gewoon door, oorlog of niet.